Mount Rainier National Park
-
- Algemene ervaring
- Natuur
- Stranden
- Wildlife
- Overige activiteiten
- Bereikbaarheid

Mount Rainier National Park

door Frans Verhagen

Spookachtig doemt hij aan de horizon, zijn top meestal in wolken gehuld. Veel hoger dan zijn soortgenoten in de noordelijke Cascades, heeft hij meer dan genoeg uitstraling om zijn naam aan een Nationaal Park te lenen: Mount Rainier.

De nacht begint te vallen over de ruige dennen en de hoge rode westkust-ceders langs de weg naar het park. Door het bos jagen flarden mist elkaar achterna als spookkinderen in een doodstil land. Onze auto kruipt naar de voet van de massieve berg, die zich verstopt heeft in een dikke wolkendeken.

ZELF NAAR Mount Rainier National Park?

Bekijk alle 11 reizen naar Mount Rainier National Park

Reis naar Mount Rainier

Seattle ligt twee uur achter ons en met de duisternis en de mist op onze hielen heeft het weinig zin nog verder te gaan. Morgen, zo zeggen we tegen elkaar, net als de meeste bezoekers van Mount Rainier, morgen - misschien klaart het dan wel op.

Met zijn drieën - ikzelf, mijn echtgenoot en onze 11-jarige zoon - zijn we aangekomen in Ashford, een dorp dat bestaat uit oude stijl mom-and-pop cabin motels en nieuwe stijl bed-and-breakfasts die zich uitstrekken langs Route 706, even buiten Mount Rainier National Park. Vanuit de richting Seattle of Portlang (Oregon) komt u vrijwel zeker hierlangs als u het park wil binnengaan in zijn zuidwesthoek: de Nisqually-ingang. Op de website van National Park Service vind je meer over Mount Rainier en andere praktische informatie.

Naar deze indianenstam heet ook één van de met een naam gezegende 26 gletsjers die naar beneden kruipen vanaf Rainier, de ijzigste piek van de aaneengesloten 48 staten van Amerika. Als het geluk met ons is, zullen morgen die bevroren schouders weer sprankelen als door de wind geslepen briljanten, het soort van magische transformatie dat deze berg zo kenmerkt. Op zo'n zeldzame heldere dag is zijn oplichtende roze-witte massa tweehonderd kilometer ver in alle richtingen te zien, en dan toont de berg zich zoals hij zo vaak op foto's verschijnt: uittorenend boven Seattle.

Morgen klaart het op

Het is begin juni - al lente in Ashford, nog winter op grotere hoogte. Een kilte trekt door onze gehuurde cabin, dus maken we de haard aan. In het laatste licht zien we nog net de overvloed aan varens en kronkelende klimop die voor ons raam groeien. Het is alsof je uitzicht hebt op een reusachtig terrarium. Morgen, mompelen we vasthoudend tegen het vuur, morgen klaart het misschien op.

Als we 's ochtends wakker worden, stroomt het zonlicht door de groene bomen, schaduwen werpend op de vloer van de cabin. Het is opgeklaard! In het zo gewaardeerde zonlicht haasten we ons op weg naar het park en niet veel later rijden we de lange, kronkelende parkweg op, door een bos van Noordamerikaanse coniferen. Bij de brug over de Kautz Creek, een van de vele met grind gevulde stroompjes die uit de gletsjer ontspringen, vangen we opeens een glimp op van iets dat verder stroomopwaarts ligt - iets gigantisch en wit, bijna surrealistisch in zijn afmetingen en gratie. De berg. Vandaag out in volle glorie.

Een paar kilometer voorbij de ingang komen we aan in Longmire, een van centra voor bezoekers van het park. Van hieruit kunnen we op ons gemak een langzame, lange indruk krijgen van Rainier, ruim 4500 meter de hemel in stekend - het hoogste punt in de Cascade Range. Daardoor is het volgens klimaatdeskundigen een pooleiland midden in een zone van gematigd weer.

Mooier en krachtiger stelde de natuurvorser John Muir het toen hij hier in 1888 op bezoek kwam: 'Van alle vuurbergen die ooit brandden als bakens langs de kust van de Pacific, is Mount Rainier verreweg de nobelste'. Anders echter dan op de nabijgelegen Mount St. Helens geeft Rainier weinig blijk van dat vuur. Rainier wordt beschouwd als een slapende vulkaan, maar niet een gedoofde, en de laatste grote uitbarsting dateert van zo'n tweeduizend jaar terug. Vorige eeuw echter spuwde hij in kleine erupties stukken puimsteen uit en plaatselijke indianen vertelden toen dat in de krater 'een meer van vuur' lag.

Voor hen was Rainier ontzagwekkend, en dreigend. Hoewel ze de overvloedig aanwezige bessen verzamelden die aan het eind van de zomer de voetheuvels bedekken, waagden maar een paar dapperen zich ooit op de hoger gelegen gedeelten van Tahoma, 'de berg'. Het is een naam die volgens mij beter past bij het karakter van de berg dan 'Rainier'. In 1792 zeilde de Britse ontdekkingsreiziger George Vancouver de Puget Spound binnen, zag de piek aan de horizon en vernoemde hem, ter ere van zijn verre vriend, naar Rear Admiral Peter Rainier - die zelf zijn berg nooit zou zien.

Dikke sneeuwpakken

Wij zijn echter van plan om er zoveel van te zien als de tijd en het weer toelaten. In het Longmire museum informeren we naar de staat van de paden. De lager gelegen delen zijn zojuist ontdooit, zo horen we; hogerop bedekken dikke sneeuwpakken nog steeds de paden. `Probeer de Rampart Ridge eens,' zegt de ranger. `dat is een zeven kilometer lange tocht die vlak aan de andere kant van de weg begint. De fairy slippers en trillium langs het pad staan al in bloei. En de vergezichten op de berg zijn groots.'

We nemen onze tijd op het pad over de richel, genietend van de hoge, gevariëerde kap van kruinen boven ons. Als we de rand bereiken, doemt Rainier voor ons op. We stoppen voor de lunch voor we teruggaan.

Als enthousiaste wandelaars zijn we gewend aan maaltijden van droge snoeprepen en boterhammen met pindakaas. Maar omdat onze trip in Seattle begon, hadden we een voorraad ingeslagen bij de plaatselijke Pike Place Market. Nu halen we, tot afgunst van passerende wandelaars, uit onze rugzakken Yakima Valley Gouda, Havarti met pesto, zuur brood, gerookte zalm, verse frambozen. We eten - de berg kijkt op ons neer, de zongewarmde kaas vol van smaak.

Van Longmire klimt de slingerende weg bijna een kilometer naar de koningin van het park, het Paradise bezoekerscentrum. Deze verzameling gebouwen, gelegen op een open helling met spectaculaire uitzichten, telt ook de historische Pradise Inn, waar we verderop in de week zullen verblijven. Maar we zijn hier vandaag ook naartoe gereden, omdat je op een pooleiland geen heldere dag in het paradijs voorbij laat gaan.

En een pool is het. Zelfs met de zachte temperaturen, rijzen de sneeuwbanken zo'n vijf meter op naast de geveegde weg. Het zonnige weer heeft vandaag de wereld hier naartoe gebracht om op de sneeuwberg te spelen. Skiërs in heldere windjacks en snowboarders kleuren de hellingen achter het bezoekerscentrum. Hier en daar beginnen klimmers met zware bepakkingen aan de berg.

Klimmers

Paradise is het belangrijkste beginpunt voor de 8000 klimmers die jaarlijks de top willen bedwingen, Columbia Crest genoemd, 3000 meter boven ons. Ongeveer de helft van hen haalt het. Rainier verwelkomd geen aarzelende of ongeschikte klimmers, maar beginners kunnen er beginnen met trainingen. Vanuit Paradise's eerbiedwaardige Guide House onderwijzen mountaineers deze lichtvoetigen, om hen dan voor te gaan op een tweedaagse klimtocht naar de top en terug.

eens, zo besluiten wij, staan we daar zelf. Maar vandaag zijn we tevreden met een tocht over paksneeuw naar Alta Vista, een steile heuvel boven de herberg, waar we ons voegen bij de krioelende pleziermakers op de hellingen. We proberen te rodelen door op onze vesten te gaan zitten. Het gaat niet echt en het resultaat is een mondvol en schoenen vol poedersneeuw van Rainier. Vrolijk doorweekt vinden we het genoeg voor vandaag en keren we terug naar de haardplaat in onze cabin.

Het weer de volgende dag is hetzelfde, dus besluiten we de berg van de oostkant te inspecteren. Normaal gesproken zou de weg dwars door het park ons daarheen brengen, maar aangezien een storm een paar maanden geleden een deel heeft weggevaagd, zullen we het park via de Nisqually poort moeten verlaten, omrijden naar het zuiden en verder naar het oosten opnieuw betreden.

Zulke tijdelijke tegenvallers zijn hier niet ongebruikelijk. Bruggen en wegen kunnen letterlijk overspoeld worden als ze het slachtoffer worden van jökulhlaup. Dit spookachtige IJslandse woord (probeer maar eens `Juh-kul-hloip') is de term voor plotselinge overstromingen die plaatsvinden als ijsverschuivingen plotseling water vrijlaten dat opgesloten lag in een ijskom. De modderige, geweldadige vloed raast door de bedding van een beek, waarbij hij op zijn weg soms rotsblokken ter grootte van een auto omgooit. Jökulhlaups van rainier vonden onlangs nog plaats langs de Tahoma Creek, in het zuidwesten van het park. Zoals mountaineers hier waarschuwen, Rainier is `geen eenvoudige berg, zonder verradelijkheid'.

Noch ontbreekt het hem aan kleine maar belangrijke hoekjes schoonheid, zoals Box Canyon, aan de zuidoostkant van het park. Hier is een smalle tak van de Cowlitz rivier erin geslaagd om de rots tot vijftig meter diep weg te knagen. De glinsterende, vochtige wanden van die kloof lijken op Japans drukwerk. Varens groeien uit de scheuren in de rots en libellen snorren boven de rivier, zich niet bewust van de strijd die de smalle, woedende stroom levert met het harde gesteente.

Een ander hoogtpunt van het park ligt twintig kilometer naar het oosten. Op een klein eilandje in de heldere Ohanapecosh rivier verrijst het Grove of the Patriarchs. We steken een brug over om op het eiland te komen. Het boegbeeld van de patriarchen reikt honderd meter de blauwe hemel in. Bijna duizend jaar oud, door de rivier beschermd tegen brand, behoren deze Douglassparren, Canadese dennen en rode ceders tot de grootste bomen van het noordwesten. Met zijn driëen proberen we om een van de stammen te reiken, maar onze armen kunnen bijelkaar deze monsters niet omspannen.

Die avond verkassen we naar de onlangs gerenoveerde National Park Inn in Longmire. Een laag, cederhouten gebouw, van binnen klein en uitnodigend, met een knapperend vuur in de comfortabele salon en een hartelijke gastvrijheid. Het is niet overdadig en trekt de aandacht van de gasten niet weg van de voornaamste attractie: Rainier. Ons slaapkamerraam geeft zelfs zo'n mooi uitzicht, dat we onze bedden verplaatsen om vanuit de kussens naar de berg te kijken.

Maar als we 's ochtends wakker worden, is de berg verdwenen. Mijn echtgenoot en zoon kijken een ogenblik naar de grijze dag en kruipen weer lekker diep onder de dekens. Ik geef er de voorkeur aan door de motregen terug naar Ashford te rijden.

Net buiten het park stop ik voor het ontbijt bij een gelegenheid met de naam de Base Camp Lounge. Ik eet mijn forel en eieren, luisterend naar twee mannen die aan de bar boven hun koffie zitten te praten. Seattleites van in de vijftig en ze zijn gekomen om een poging te wagen naar de top van Rainier. `Ik denk dat dit wolkendek laag hangt,' verzekert de een de ander. `Als we eenmaal begonnen zijn met klimmen, moeten we er vrij snel bovenuit komen, in de zon.'

Buckhorn Mountain Pottery

Klinkt logisch, in een gebied waar je je weer kunt veranderen door van hoogte te veranderen. Hier beneden in Ashford is de zon echter nergens te bekennen, dus rijd ik de weg maar verder af, af en toe stoppend bij kleine winkeltjes langs de weg. Ik scharrel rond bij een antiekwinkel; dan bij Suver's, de oude plattelandswinkel; en uiteindelijk bij een studio met een glazen muur, Buckhorn Mountain Pottery genaamd. De pottenbakker is er niet, maar naast zijn levenloze wiel zit een niet zo levenloze weefster een trui te breien van haar handgesponnen wol. Ze nodigt me uit om een stoel bij de warme, houtgestookte potkachel te trekken.

Ik bewonder de zachte kleuren van de sjaals en truien die uitgestald hangen aan de muren van de pottenbakkerij. Ze stelt zichzelf voor als Rebecca Rotter. Terwijl ze breidt, babbelen we met een kleinsteeds gemak. `Ik ben hier nu al twintig jaar, maar ik denk dat de autochtonen me nog steeds als import beschouwen,' zegt ze lachend. Ik groeide op in open prairieland, North Dakota. Maar ik vind het hier prachtig, omdat het landschap zo verschillend is. Op de prairie ligt alles voor je open. Maar hier kun je kijken, kijken en nog eens kijken, en nog steeds details ontdekken die je nog niet eerder had gezien.'

Ze kijkt uit het raam naar het mistige bos. `Ik denk dat zelfs dit soort weer goed is voor dit land. Al die verschillende groentinten waren bedoeld om onder zacht, diffuus light te worden gezien. En de berg - stel je voor dat de zon altijd op die berg scheen. Dat kon je niet uitstaan. Als hij schijnt, is het zicht op de berg bijna teveel. Het is ongelofelijk. Je kunt het niet allemaal bevatten.'

De volgende morgen worden we weer met regen wakker. Misschien is een regendag de beste dag om in een regenwoud door te brengen, besluiten we - zoals die die in de noordwesthoek van het park floreert.

Carbon River

De route naar het Carbon River regenwoud ligt buiten het park, een rammelende rit door kleine, landelijke achterafweggetjes. Twee uur later, net nadat we het park weer binnenrijden, zien we een bord dat het korte selfguided pad door het regenwoud markeert.

Varens versieren de het pad en een glanzende stroom vloeit door de sponzige, dikke mossen die de grond bedekken en zich vastklampen aan de boomstammen. De meeste gematigde regenwouden liggen aan de kust, maar deze ligt 160 kilometer landinwaarts. De vijftienhonderd tot tweeduizend milimeter jaarlijkse regen, plus gesmolten sneeuw, kunnen een overdaad aan mossen en varens en waterminnende Sitkaspar onderhouden, evenals groepen Canadese dennen, Douglassparren en rode ceders.

We moeten nog een bezoek afleggen in de Carbon River Valley. Een tocht van vijf kilometer stroomopwaarts zal ons rechtstreeks naar de kop van de Carbon Glacier brengen. Het pad is breed en de regen blijft aan de andere kant van de rivier. Als we stoppen voor de lunch, staat een schorre Steller's gaai erop ons gezelschap te houden. Hij pikt onze kruimels, zijn blauwe pluimage flitst op nog geen armlengte afstand.

Verderop moeten we de rivier oversteken via een beroemde hangbrug. Slechts een meter breed en vijftig meter lang, zwaait hij in trage, plagerige bogen als we de bulderende rivier onder ons oversteken. Op de andere oever bereiken we snel de kop van de gletsjer, zwart geworden door het morene afval. Geen andere gletsjer in de overige 48 staten reikt zover naar beneden. We staan aan de uiterste voorkant van een ijspakket dat negentig vierkante kilometer van Rainiers top en flanken bedekt. Zware jaarlijkse sneeuwval vernieuwd al eeuwen deze gletsjers.

Voor onze laatste nacht in het park keren we terug naar de ijlere hoogte van Paradise voor een verblijf in de herberg - om te ontdekken dat Paradise een metamorfose heeft ondergaan. Onderweg naar boven, draaien we na een bocht pal in een sneeuwbui - in juni! We zijn verrukt. Het is hartje winter als we de herberg bereiken. Het is niet zo vreemd; Paradise heeft het wereldrecord voor jaarlijkse sneeuwaccumulatie: 2805 centimeter - meer dan 28 meter! - in 1971-72. afgelopen winter stapelde 1807 centimeter zich op. Zelfs nu steken tijdelijke metalen tunnels uit de sneeuwbanken omhoog, naar de ingangen van begraven parkgebouwen voerend.

Grote natte vlokken kletsen in onze gezichten als we ons haasten, lachend en glijdend, over de geveegde parkeerplaats naar de herberg. Binnen in de grotachtige lobby danst een vuur in de enorme haard. Cederhouten palen, beschilderd met grillige bosmotievenrijzen twee etages omhoog naar de open spanten.

's Avonds blijft de sneeuw vallen. In de lobby lezen gasten bij het vuur of buigen zich over bordspellen. Aan de bar gaat het gesprek over het weer. `We reden dwars over het continent om deze berg te zien, en hij is de twee dagen die we hier zijn verborgen,' klaagt een vrouw tegen de barman.

Hij knikt medelevend. `Het is het grootste deel van het jaar zo. Als je naar bed gaat, sneeuwt het. En als je wakker wordt, sneeuwt het nog steeds. Paradise kent twee seizoenen - negen maanden winter en drie maanden voorjaar.' Ze lijkt niet getroost, dus probeert hij het opnieuw. `Ah, maar je zou het voorjaar eens moeten zien. De wilde bloemen volgen de smeltende sneeuw de hellingen op, en het is hierboven als, nou ja, als het paradijs.'

Ik stap door de grote deuren naar buiten, in de zacht gloeiende nacht. De aarde is stil, het land maagdelijk wit, hier op de top van de wereld. Sneeuwvlokken van mijn wimpers knipperend, staar ik naar de witte hellingen en probeer ze me voor te stellen als bloeiende weiden, zoals ze in een paar weken zullen tonen. Het is onmogelijk. Maar dit is tenslotte de magische berg.

Reizen Mount Rainier National Park

Meer Mount Rainier National Park

Reviews Mount Rainier National Park

Prachtig! (bezocht in september 2017)

Review geschreven door Naomi van Roon op 16 november 2017

Samen met een grote groep hebben wij hier een dag doorgebracht. Wat een prachtige omgeving. Ik kan er niets anders over zeggen, zo mooi als het was! Omdat het aan de Sunshine-kant slecht weer was, hebben wij de Paradise-kant ontdekt. Reken dus niet volledig op slecht weer, wanneer dat de verwachtingen zijn.

Pluspunten Mount Rainier National Park

  • natuur
  • goed visitors center
  • variatie
Ultieme tip: Ook al staat er dat het slecht weer wordt, kijk specifiek aan welke kant de regen valt. De andere kant van de berg kan nog steeds een prachtige dag voor handen hebben.
Aangeraden voor: Gezinnen, Vriendengroep, Avonturiers, Natuurliefhebbers

Mijmeren! (bezocht in september 2016)

Review geschreven door Marianne Moolenaar op 15 mei 2017

Mijmerend liep ik over de bergpaden! Wat een mooie plek! Uitdagend, mysterieus, zomaar wat kreten, die me te binnen schieten! Poeh, wat heb ik een respect voor deze grote reus en wat voel ik me klein...
Wat een voorrecht om hier te mogen zijn!

Pluspunten Mount Rainier National Park

  • Ruimte
  • rust
  • uitdaging
  • locals
Aangeraden voor: Backpackers, Stellen, Avonturiers, Budget reizigers, Natuurliefhebbers

Specialisten Amerika

Stay tuned

Wil jij elke maand naar Amerika?

  • Schrijf je in voor de maandelijkse nieuwsbrief boordevol foto's, prijsvragen en insider tips.
  • Ook ontvang je speciale deals van onze partners.
  • En profiteer je van de leukste kortingen op reisproducten.

Aanmelden nieuwsbrief

Amerika kenner