Hemel in de lente, hel in de zomer en een hospitaal in het najaar - zo luidt een oude omschrijving van Charleston. En voorzover het de lente en de zomer betreft hoeft daar niets van worden teruggenomen.
In de glorietijd van Charleston leefde de stad eigenlijk maar een paar maanden per jaar. Van februari tot eind mei was het sociaal seizoen in Charleston. Men leefde 's nachts, genoot van het goede leven en respecteerde de sociale pikorde. Zodra het te warm werd vertrokken de families naar het huis in de buurt van het strand, waar de maanden juni en juli verkoeling gezocht werd. Als het echt warm werd, in augustus, werd andermaal verkast naar de bergen. Van oktober tot en met kerstmis verbleef de familie op de plantage, in het huis dat feitelijk gold als de residence.
Wie Charleston bezoekt wordt voortdurend geconfronteerd met de erfenis van de burgeroorlog. De rondleidingen in de oude huizen leiden tot verwijzingen naar generaal Lee en de Lost Cause, steeds op een toon van jammer, en toch hadden we toen moeten winnen.
Edmonston-Alston House ligt op de High Battery, een van de mooiste huizen van de stad - ook een van de weinigen die open zijn voor bezoekers. In de paniek van 1837 moest Edmonston zijn huis verkopen. De koper was Charles Alston, een van de rijstplanters uit de Low Country. Alston voegde een derde verdieping toe met een piazza, in griekse stijl zoals toentertijd gebruikelijk.
In 1860 leverden de piazza's van het huis een eerste rangs uitzicht op de beschieting van Fort Sumter, waarmee de burgeroorlog begon. De Alstons werden bij het gadeslaan daarvan vergezeld van generaal Beauregard. En nog steeds praat men over Robert E. Lee's bezoek toen hij hier sliep omdat zijn hotel elders in de stad in brand stond.
Oude sfeer
Charleston ligt op een schiereiland, gevormd door de riverien de Ashley en de Cooper, waar ze samen richting Atlantische Oceaan stromen. Het gedeelte van Charleston dat echt de oude sfeer uitstraalt, ligt beneden Broad Street, op de punt van het schiereiland. Daar liggen de veranda's en pizza's van de dwars op de straat staande huizen, nog in de blakerende zon, wachtend op een zeebries die verkoeling moet bieden. De gallerijen liggen op het zuiden om de wind, die meestal uit die richting waait, te vangen. Ze keren hun schouder naar de straat voor de privacy. In de lente ruik je de magnolia's en de azalea's, in de zomer de oleanders.
De reden dat Charleston nog zoveel moois te bieden heeft is eenvoudig: armoede. Na de burgeroorlog waren er weinig Charlestonians die geld hadden om meer te doen dan hun grote huizen minimaal te onderhouden. De eens zo rijke stad, verviel en zag er rond de eeuwwisseling volgens alle verslagen miserabel en smerig uit. Een bekende uitspraak uit die tijd was dat de bewoners van Charleston 'te arm waren om te schilderen en te trots om te kalken'.
De typerende archistectuur van charleston werd al snel ontwikkeld, inspelend op de klimaataspecten van de stad. Het was een incorporatie van elementen uit de Engelse koloniale stijl van Barbados. Een 'single' huis in Charleston was één kamer breed, met de korte zijde als gevel aan de straatkant. De voordeur gaf niet direct toegang tot het huis maar tot de veranda op de eerste verdieping die langs de hele lengte van het huis lag en in de stad de piazza werd genoemd. Een andere deur leidde direct van de straat naar de begane grond waar de zaken werden gedaan. Als het huis twee kamers breed was, sprak men van een 'double'. Het is niet duidelijk wanneer deze bouwgewoonten in gebruik kwamen, maar bezoekers merkten in 1730 op dat de meeste huizen een veranda hadden, en dat dat ook hard nodig was om koelheid te verschaffen.
De huizen staan meestal vrij dicht bij elkaar, maar toch steeds wat verder uitstekend in de straat om de zeebries te kunnen opvangen. De ramen aan de noordzijde, uitkijkend op de veranda van de buurman, werden altijd met luiken gesloten gehouden - dat behoorde tot de goede manieren.
De rijstplantages vereisten veel slaven, en vooral ook de soms meegebrachte kennis van de slaven van de rijstbouw. Daardoor werd Charleston ook een centrum van de slavenhandel, en ook daarin werden grote vermogens verdiend.
Aan de vooravond van de Amerikaanse revolutie droeg Charleston trots de bijnaam 'Little London'. Het was de drukste haven van de kolonies. De handelaars leefden luxueus en hun dure smaak (en de hoge kosten om het te importeren) zorgden voor een lokale structuur van vaklieden op velerlei terrein.
Stad van vermaak
Charleston stond bekend als een stad van vermaak. Hanegevechten, paarderaces, theater, concerten, dansen en kaartspel waren populaire vormen van vermaak. De 'all night drinking bout' was een geaccepteerd verschijnsel. 'De heren planters ... doen totaal niets afgezien van eten, drinken, plezier maken, roken en slapen, en die vijf activiteiten maken de essentie uit van hun leven en hun bestaan' schreef een bezoeker aan het eind van de achttiende eeuw.
In august 1886, toen de stad zich een beetje begon te herstellen van de ellende van de burgeroorlog, kwam de grote aardbeving. Vrijwel geen gebouw bleef onbeschadigd, maar uit armoede werden weinig huizen afgebroken. Vaak werd met stalen staven en bouten het huis bij elkaar gehouden. Later werden die statussymbolen, die duidelijk aangaven dat een huis van voor 1886 dateerde.
Pas tijdens de eerste wereldoorlog kreeg Charleston weer wat bedrijvigheid terug, toen scheepswerven nieuwe werkgelgegenheid binnenbrachten. In 1929 bracht men als een van de eerste steden een historische beschermingsregeling tot stand.
Hurricane Hugo richtte in 1989 vreselijk veel schade aan. Daarna duurde het wel twee jaar voordat alles weer was gerepareerd.
De gouden eeuw duurde van 1740 tot 1776, en bereikte zijn hoogtepunt met de spits van de St. Michel's Church, een Wren-inpired meestwerk. Hoewel de vijf bezigheden inderdaad de zakenlui bezighielden, maakten ze Charleston wel de culturele hoofdstad van koloniaal Amerika. De nog steeds bestaande St. Cecilia Society was het eerste orkest in de VErenigde Staten. Ook nu nog is het lidmaatschap van deze vereniging, dat van vader op zoon wordt doorgegeven, en het St. Cecilia Ball, de top van de sociale acceptatie in Charleston. het eerst museum werd ook in 1773 gesticht, het eerste theater in 1736.
Zilveren eeuw van Charleston
De vroege negentiende eeuw wordt in Charleston wel de 'zilveren eeuw' genoemd. De mensen leefden er lustig op los, maar men trok zich geheel terug uit de wereld van ideeen in een hardnekkige maar othodoxe werkelijkheid waarin geen afavlligen werden geduld. Tarieven werden bevochten, en Savannah bestreden om de zeehaven te zijn voor de regio.
De burgeroorlog bracht veel schade, maar vooral dank zij Charlestons bewoners zelf. In 1861 leidde een groot vuur dat gebruikt werd om te koken tot een brand die 540 acres in de as legde.
In 1905 toerde Henry James door de stad. In The American Scene schreef hij over Charlestons 'insidious charm' en 'de suggestie van social shrinkage and an economic blight unrepaired'. Vanaf de jaren twintig werd Charleston weer een trendy stad. Over het hele land dansten mensen de Charleston en DuBose Heyward's roman Porgy (1925) trok de aandacht van George Gershwin. Het werd de eerste stad met een verordening ter bescherming van het straatbeeld, enkel en alleen omdat het 'Old and Historic' was.
Als havenplaats kende Charleston een mengeling van bewoners: zwarte slaven, Franse Hugonoten, sephardische joden, Duitsers, Spanjaarden en schotten. Afgezien van Louisiana is Charleston de plaats met de meeste franse invloed in de VS. vanaf 1680 tot ongeveer het einde van de achttiende eeuw vluchtten een 2000 hugonoten uit frankrijk naar de engelse kolonie van South Carolina. Ze bleven in Charleston waar ze al snel de ruggegraat werden van de zaken en financiele klasse. De taal vervloog snel en geloof was geen obstakel, zodat ze snel assimilieerden. Weinig erfenis, afgezien van de Hugonotenkerk in Charleston.
In de koloniale tijd werd Charleston regelmatig het slachtoffer van epidemieën van gele koort en smallpox. Ook cholera en dyssenterie waren regelmatige verschijningen.
Goed klimaat voor plantages
De kustvlakte van South Carolina heeft een subtropisch klimaat en leende zich bij uitstek voor de plantageeconomie. In 1790, hersteld van de koloniale oorlog, was Charleston de vierde stad van het land, met 16.000 inwoners. De stad was het hart van de slavenhandel en de export van plantage produkten, vooral idigo, rijst en later katoen. In 1789 schreef dominee Jedidiah Morse in zijn American Geography: 'In geen enkel deel van Amerika worden de social blessings meer rationeel en in grotere hoeveelheden genoten dan in Charleston. Onopgesmukte gastvrijheid, vriendelijkheid, gemak in gedrag en omgang, en een instelling die aan gasten een welkom gevoel geven, gemakkelijk en tevreden met zichzelf, zijn de karakteristieken van de respectabele inwoners van Charleston.' Madeira sippend op de veranda, uitkijkend op een tropische tuin.
De planters gingen in november naar hun landhuizen, als de eerste vorst de gevaren voor koorts en epidemie verminderde. Van januari tot maart was het 'gay season' in Charleston. De vroege lente, een kwetsbare en belangrijke tijd in de rijstteelt, zat de hele familie weer in het landhuis op de plantage - in de schaduw op de klassieke portiek, en omringd door wouden met eiken, waarvan het spaanse mos hing. De echt warme maandenw erden doorgebracht in een zomerhuis in de heuvels of in Newport. De rijkste families stuurden hun kinderen naar New England voor hun opleiding.
Rijst vereiste intensieve zorg, langs de delen van de rivieren en moerassen waar bevloeiing mogelijk was met zoet water. Voor blanken was dit nogal ongezond terrein, de zwarte slaven waren immuun voor de malaria - beide factoren versterkten de tendens om slaven te blijven gebruiken. South Carolina was een van de weinige gebieden waar meer zwarten dan blanken woonden. In 1790 hadden van de 1600 families in de regio er 1300 slaven, in totaal 43.000. South Carolina weigerde de slavenhandel op te geven en voerde het zelfs weer in in zijn eigen staatswetten toen het op landelijk niveau werd afgeschaft.
South Carolina werd gedomineerd door de plantage-kooplieden aristocratie van charleston. Hier vormden de Rutledges en Ravenals, de Bees en Hugers, de Pringles en Petigrus de meest exclusieve en verukkelijke gemeenschap in de Amerikaanse kolonies. Ze waren liberaal en onafhankelijk in hun koloniale opvattingen, maar ultraconservatief op binnenlands politiek gebied. Hier bestodnen de hoogste barrieres voor openbare ambten: vijhonderd acres land en tien slaven of eigendommen ter waarden van 1000 pond. om lid te kunnen worden van het Huis. De elite van charleston controleerde de hele regering, en de landerijen overal in de buurt.
Architectonische wonderen
het hele Charleston van de geschiedenis, van de verloren cultuur, ligt samengebald in de tip van het schiereiland, niet meer dan een 400 acres. Iedere straat heeft wel een architectonisch wonder te verbergen, of een prachtige tuin achter de smeedijzeren hekken. Meer dan zeventig gebouwen dateren van voor de Revolutie, meer dan 200 zijn gebouwd voor de Oorlog van 1812 en meer dan 850 van voor de burgeroorlog. Dat telt in een land waar de geschiedenis niet verder teruggaat dan 1650.
Door de muurtjes en hekken en de dicht opeenstaande huizen lijkt het alsof Charleston heel dicht op elkaar zit. Maar wie de tuinen betreedt achter die muren en poorten, loopt een subtropische verrassing binnen. De bouwstijlen van de stad zijn bijzonder divers. Georgian, Federal, Greek Revival, Second Empire, Queen Anne, overgoten met gietijzeren hekwerk van lokale smeden.
De huizen in de battery, het tipje van het schiereiland dateren van na 1820 - voor die tijd lag hier een zompig moeras. De huizen draaien hun gezicht naar de zeezijde, zoals de stad dat altijd heeft gedaan. Men zegt wel dat de huizen van Charleston zijn ontworpen als een volledig betuigd schip, ingesteld op het vangen van het minste zuchtje wind.
Oorspronkelijk opgezet binnen een ommuring, met een plan dat het Grand Modell genoemd werd. In dat plan waren opgenomen brede straten, grote kavels, en er was ruimte voor openbare plaatsen en kerken. Naarmate de stad groeide en de aanvallen van de Spanjaarden en indianen de uitbreidingen binnen de muren hielden, werden de kavels kleiner en de bebouwing dichter. Het werd nooit meer anders. Hoewel de muren op een zkeer moment verdwenen was de gewoonte om huizen met hun korte zijde op de straten te bouwen, met de tuinen erachter, een blijvende.
Hoewel de stijl duidelijk herkenbaar is, zijn de elementen bepaald niet uniek voor Charleston. De proporties en de detaillering zijn engels. Het ijzerwerk ook. Een double house zonder piazza zou zo naar een willekeurig Engels dorp kunnen verhuizen. Ook de piazza is allesbehalve uniek. Maar de combinatie van beide, een lang en diep huis met een piazza die zijn opening aan de straatzijde had - dat heeft alleen Charleston.