Canyon de Chelly National Monument in het noordoosten van Arizona, heeft een magisch effect op bezoekers. In de drie uitgeslepen ravijnen in de Chuska Mountains liggen duizenden jaren geschiedenis van de Noord-Amerikaanse indianen.
Zij bewerkten de oevers van de rivieren, en huisden in de karakteristieke rotswoningen. Tony Hillerman, een populaire auteur wiens verhalen zich altijd bij de Navajo afspelen, vindt er inspiratie. Als hij rust en eenzaamheid wil, en de diepte van de traditionele Indiaanse cultuur op zich wil laten inwerken, gaat Hillerman onveranderlijk naar Canyon de Chelly.
In de loop der jaren heb ik mijn eigen ritueel ontwikkeld voor een bezoek aan het enorme stenen labyrint dat we kennen als Canyon de Chelly. Ik rijd noordwaarts vanuit de Navajo-stad Window Rock, en volg de weg die je zigzaggend langs de belangrijkste aftakking van de canyon voert. Ik stop bij de punten die een spectaculair uitzicht bieden op de achthonderd jaar oude ruïnes beneden.
Zo omlaag kijkend vanaf de noordrand, maakt het ravijn een enorme indruk. Op deze hoogte, en dat is alsof je bovenop een gebouw van zestig verdiepingen staat, vallen zelfs de grotere ruïnes in het niet bij de grootsheid van de omgeving. De velden, de paarden en de hogans (traditionele woningen) van de Navajo die nu aan de oevers van de rivier wonen, op de bodem van het ravijn, zijn van speelgoedomvang geworden.
Gezien vanaf de bodem ademt de canyon een heel andere sfeer. De muren van het ravijn omarmen je, en ze sluiten de wereld zo volkomen buiten dat het lijkt alsof je staat op de bodem van een gigantische stenen fles. Als je lang genoeg blijft, zie je de duisternis over de zandstenen muren omhoog kruipen naarmate de zon zakt. Blijf je nog langer, dan zie je het omgekeerde - bleek, geel maanlicht dat over de muren omlaag zakt.
Het effect is nog veel dramatischer als je naar beneden durft te klauteren op een maanloze nacht, als alleen de sterren de bodem van het ravijn verlichten. Zonder onnatuurlijk licht dat het effect vermindert, en zonder nevels om het te verzwakken, maakt het licht van sterren op deze hoogte een verpletterende indruk. In het smalle stuk lucht dat je boven de rand kunt zien, schijnen miljarden sterren.
Ravijn van de dood
In mijn werkkamer, boven de computer, hangt een kaart. Daarop lijkt Canyon de Chelly (uitgesproken als Sjee) op het spoor dat een vogel in de modder zou achterlaten. Op de plaats van de hiel, ligt de opening van het ravijnencomplex. De tenen zijn de drie belangrijkste afsplitsingen: in het midden Canyon de Chelly zelf, die zich veertig kilometer oostwaarts in het Defiance Plateau boort; links Canyon del Muerto (ravijn van de dood), dat zich vijfendertig kilometer naar het noordoosten uitstrekt, en rechts Monument Canyon, kronkelend naar het zuidoosten.
Op die kaart lijkt Canyon de Chelly relatief onbelangrijk: een uitgeslepen ravijn van middelmatige omvang (gemeten aan de standaard van de Rocky Mountains), in een omgeving waar de enorme omvang van de Grand Canyon de maat bepaalt. En vanaf de noordzijde mag het ravijn indrukwekkend zijn, als je naar de opening rijdt, vlakbij het stadje Chinle, stelt het niet veel voor. Hoewel de vlakke, zanderige bodem bijna driehonderd meter wijd is, rijzen de rotswanden hier maar een meter of tien op. In termen van geologie of hydrologie denk je aan rivierdalen zoals er dertien in een dozijn gaan, uitgeslepen door de afvoer van gesmolten sneeuw en zomerregens van de Chuska Mountains.
Maar bezien in termen van de geschiedenis en van de menselijke levenskracht, kan Canyon de Chelly gelden als een uniek openluchtmuseum waarin je de opeenvolging van culturen gedurende de laatste drieduizend jaar kunt gadeslaan. En dan is er de schoonheid van de louter zandstenen wanden. De vormen en kleuren van de lagen die je erin ziet, vertellen verhalen van de zeeën die hier binnendrongen en weer verdwenen, zo'n tweehonderddertig miljoen jaar geleden, van tientallen meters diepe lagen zand, steengruis en sedimenten, van driftig door die lagen slijpende stroompjes, van verwering en erosie waardoor hun beddingen uitgroeiden tot een doolhof van ravijnen.
De meeste ravijnwanden bestaan uit zacht, gelijkmatig zandsteen. In het karakterloze licht midden op een zomerdag, lopen hun kleuren uiteen van oudroze tot heel lichtbruin. Maar als de middag verglijdt in de schemering en schaduwen ontstaan, krijgen de wanden gebeeldhouwde vormen. Het roze wordt diep als dat van een mooie zalm. Het mangaanoxyde dat als strepen door de wanden loopt en midden op de dag donkerbruin is, krijgt nu zwarte en rode tonen. Op sommige plaatsen suggereert de wand het canvas van een kosmische, abstracte schilder die alle kleuren op zijn palet had, behalve blauw.
Mandenmakers
Niemand weet wanneer de jagers en van het land levende Indianen voor het eerst dit woestijnravijn binnendwaalden, maar wel weten we wat hen er aantrok: een permanente waterbron. Deze nomaden wisten dat ze zelfs in de droogste jaren diep in de ravijnen bronnen konden vinden met koud, helder water. De naam 'de Chelly' komt dan ook van het Navajo-woord voor 'waar het water uit de rotsen komt', een toepasselijke beschrijving van de mond van de ravijnen, waar de Chinle Wash de breedte beslaat van drie voetbalvelden.
Rond het begin van de jaartelling kon op basis van dit water voor het eerst permanente bewoning plaatsvinden - een beschaving die wetenschappelijk wordt aangeduid als de mandenmakers. Een paar gezinnen woonden hier maar, niet meer dan tweehonderd mensen. Ze maakten manden, verbouwden maïs en squash op dezelfde velden die de Navajo nu nog bewerken, en sloegen hun voorraden op in holten die ze uitgroeven in het zandsteen onder de overhangende wanden. In deze holle ruimtes, die nog steeds zijn te zien in Mummy Cave in Canyon del Muerto, begroeven ze ook hun doden. Al snel groeide hun getal en bouwden de mandenmakers boven de grond grote, stenen graanschuren.
In de loop van de daaropvolgende negenhonderd jaar leerden deze ravijnbewoners potten te bakken en met pijl en boog te jagen. Naarmate het aantal bewoners groeide, betrokken ze van steen gemaakte, appartementachtige huizen hoog in de rotswand. Deze pueblo-bewoners noemen we de Anasazi. Ze maken deel uit van dezelfde beschaving die opbloeide bij Mesa Verde en Chaco Canyon, en eigenlijk op het hele Colorado Plateau.
Rond 1300 woonden hier zo'n achthonderd Anasazi in de ravijnen. Ze fokten honden en kalkoenen, weefden katoen, en maakten delicaat aardewerk dat ze versierden met ingewikkelde ontwerpen. Ze bezaten een politieke hiërarchie, en hun geloof zat complex in elkaar en onderging invloeden van verre beschavingen uit Midden-Amerika.
Gemummificeerde lichamen
In 1264 hakten de Anasazi de laatste boom voor hun rotswoningen in Canyon de Chelly; het hout werd gebruikt voor de dakbalk in een gebouw van drie verdiepingen dat we kennen als de Tower, hoog op een zandstenen inham aan de oostzijde van de Canyon del Muerto, naast Mummy Cave. Ik zag de Tower voor het eerst op een late namiddag, waarop de schuin invallende zon de top van de bovenliggende rand bescheen. Vanuit de vroege schemer die over de bodem van het ravijn was gevallen, leken de muren van de ruïne te gloeien. De stilte was absoluut. Mijn verbeelding werkte op volle toeren.
Ik vroeg me af of de Tower een fort was geweest. Zochten de Anasazi of hun voorgangers bescherming tegen vijandige nomaden? We weten dat een aantal van de gemummificeerde lichamen die in de Tower zijn gevonden, een gewelddadige dood stierven. Vond er toen een veldslag plaats, hier, in deze vredige ravijn?
Ik leunde tegen de wand en liet mijn gedachten teruggaan in de tijd. Ik stelde me binnendringers voor die de steile wanden onder de muren beklommen en de uitgeputte verdedigers afslachtten. Ik zag de laatste Anasazi-families op de vlucht slaan, met enkel een paar manden, potten en ceremoniële attributen. Misschien gingen ze naar het oosten, en stichtten ze de Hopi-dorpen, en ontwikkelden ze de pueblo-indianenbeschavingen van het Rio Grande Ravijn en het westen van New Mexico. Om welke reden dan ook, tussen deze grote roze rotsen kwam een eind aan een beschaving. Stilte viel over het ravijn, alleen verstoord door de wind en een enkele bezoeker.
Eenzame stilte
Canyon de Chelly kende geen permanente bewoners meer tot ongeveer 1750, toen de Navajo, die door de Ute- en Comanche-stammen naar het westen waren gedrongen, in het ravijn bescherming vonden en weer de bewerking oppakten van het land dat vijf eeuwen tevoren was verlaten. Tegenwoordig planten nog steeds zo'n 450 Navajo hier 's zomers hun maïs, en hun geiten en schapen grazen er. Tijdens de winter, als de sneeuw komt, gaan ze weer terug naar hun huizen op het plateau of in Chinle. Dan zakt vrieskoude lucht naar de bodem van het ravijn buiten bereik van de warmte van de winterzon, die laag aan de zuidelijke horizon staat. Maar wie houdt van de eenzame stilte, zoals ik, vindt de wintermiddagen de gelegenheid bij uitstek om Canyon de Chelly te bezoeken.
Overblijfselen van de menselijke inspanningen om in dit wrede land te overleven, omringen je bij Standing Cow Ruin, een van de grootste ruïnes in dit nationaal monument dat zo'n 33.000 hectare beslaat. Hier bouwden de Anasazi zestig stenen kamers waarin ze woonden en hun voorraden opsloegen, en drie ronde, kiva's (ondergrondse kamers) voor hun ceremonies. Op de wanden van het ravijn staan afbeeldingen die meer dan duizend jaar van graffiti en kunst vertegenwoordigen, van de handafdrukken en de abstracte schilderingen van de mandenmakers, tot de negentiende-eeuwse vertellingen van Navajo waarin ze hun bloedige confrontaties met Mexicaanse en Amerikaanse soldaten weergeven. Binnen een afstand van twee kilometer kan je je het hoofd breken over concentrische cirkels, gestileerde mensbeelden met lange armen en vogelachtige voeten, figuren met ineengesloten handen, mensen met hoorns, en een levensgrote Navajo die de staande koe tekent waaraan de ruïne zijn naam ontleent.
Hoger, bleek tegen het donkerrode zandsteen, staat een van de meest opmerkelijke afbeeldingen die in het westen van de Verenigde Staten is te vinden. Een groep Mexicaanse dragonders marcheert over de rots, achter elkaar; ze hebben breedgerande hoeden op en dragen musketten bij zich, en ze zitten op paarden met benen als stokken, op weg naar hun onvermijdelijke overwinning. De Mexicanen werden in 1804 op pad gestuurd om de militia in New Mexico te helpen bij hun strijd tegen de Navajo. Ze dreven de Navajo en hun gezinnen tot diep in de Canyon del Muerto. Daar zochten de Indianen hun toevlucht in een grot in de rotswand, zo'n twintig meter boven de bodem van het ravijn. Ik denk niet dat een veteraan uit welke oorlog dan ook hier kan rondlopen zonder enorm respect te hebben voor de moed van die troepen of zonder de wreedheid van hun actie te onderkennen. Wie dit ravijn binnenreed, moet het gevoel hebben gehad de kaken van de dood te betreden.
De Mexicanen maakten de Navajo af door hun musketkogels te laten caramboleren tegen de overhangende rotswanden. Het dak van de grot en de muren zitten nog steeds vol met gaten van de honderden kogels, en op de grond liggen stapels beenderen, ook veel van kinderen. Het is deze bloedige gebeurtenis die deze ravijn en de Massacre Cave hun naam gaf.
Heilige plaats
Nadat het grondgebied waarop Canyon de Chelly lag Amerikaans werd, drongen de blanken door in het land van de Navajo. In 1863 besloot de territoriale gouverneur, die ervan overtuigd was dat in de Chuskas goud was te vinden, tot een 'final solution' om de Navajo uit te schakelen. Hij stuurde een expeditie onder leiding van kolonel Kit Carson om de Navajo op te jagen en zoveel mogelijk van hen te doden of gevangen te nemen. Tegen het invallen van de winter reden Carsons troepen door de diepe sneeuw tot in de Canyon de Chelly en namen honderden Navajo gevangen.
De volgende zomer kwamen nog meer troepen terug. Ze staken de hogans van de Navajo in brand, hakten vijfduizend perzikbomen om en namen Barboncito gevangen, een van de meest gerespecteerde leiders. Meer dan achtduizend gevangenen werden oostwaarts gedrongen, naar het armzalige Bosque Redondo reservaat in New Mexico.
Vier vreselijke jaren heerste er weer doodse stilte in Canyon de Chelly, totdat generaal William Tecumseh Sherman de Navajo bevrijdde en Barboncito zijn mensen weer naar hun thuis kon voeren, 'naar het hart van ons land'. Sinds die lente van 1868 heeft Canyon de Chelly ononderbroken vrede gekend.
Voor de traditionele Navajo vertegenwoordigt de canyon meer dan een historisch slagveld. Het is een van de heiligste plaatsen in de mythologie van de stam. Hier leerden de mythologische Holy People aan Navajo hoe ze moesten leven, en alleen hier kunnen hun medicijnmannen de ceremonies uitvoeren die de harmonie van lichaam en geest herstellen.
Poppenhuis
Ik moet bekennen dat ik een zwak heb voor lege plaatsen. Zelfs in het drukke zomerseizoen, als Navajo-gidsen de toeristen rondleiden, de boeren hun maïsvelden bewerken, en de herders waken over hun kuddes, onder de zilveren bladeren van de olijfbomen, is het gemakkelijk genoeg om stilte en eenzaamheid te vinden in dit enorme stenen doolhof. Maar als u mijn voorkeur voor isolement deelt, dan zijn de late herfst en de vroege lente de ideale tijdstippen om Canyon de Chelly te bezoeken. Ik volg meestal het pad van de zuidrand omlaag naar de White House Ruin, waar ik mijn schoenen en sokken uitdoe, en door het ondiepe water waad naar de populieren onder de rotswoningen, waar eens de Anasazi leefden. Het is een rustige plaats. De tweehonderd meter hoge zandstenen wanden rijzen hoog op naar de open lucht, en geven de ruïne iets van een poppenhuis.
Hier, zittend in de schaduw en kijkend naar die stenen huizen, net als de bouwers eeuwen geleden, dacht ik, nu al weer jaren geleden, de trilling te horen van een fluit, verder weg vanuit het ravijn. Het leek een fluit als die van Kokopelli, de figuur met de bochel die de Anasazi-schilders op de wand hadden getekend. Maar nee, het waren de bellen van de geiten van de Navajo, door de echo's van de winden samengebald in een tenorachtige vibratie. Dat was de dag dat ik besloot in het vervolg te schrijven over de Navajo en hun heilige land.
Langs de rivier, geschilderd op de donkere, roetachtige vlekken van woestijnvernis die over de wand van het ravijn lopen, zie ik de figuren die mandenmakers, Anasazi en Navajo hebben getekend. Ik loop rond tussen de wanden en tref abstracte beelden, slangen, vogels, mannen met vogelvoeten, de gebochelde Kokopelli die zijn fluit speelt, een kikker, een grote man met zijn armen gerezen in onderwerping, een berggeit doorstoken met een lans.
Ik kijk naar deze afbeeldingen alsof ze een boodschap dragen, waarvan ik vergeten ben hoe die te lezen. De wanden maken me ervan bewust hoe weinig ruimte ik inneem, de afbeeldingen hoe weinig tijd.